maandag 31 december 2012

Vuurwerk

Het knalt al de hele dag. Eigenlijk al een paar dagen. Onder andere daardoor weet je dat het oudjaar is. Het heeft wel wat vind ik. Maar tegelijk vind ik het doodeng. Het is mooi maar eigenlijk wil ik alleen kijken. Het liefst naar dat geweldige in de lucht uitelkaar spattende vuurwerk, dat in duizenden stukjes uitelkaar spat.

Hij wil ook vuurwerk maar eigenlijk wil ik dat niet. Ik ben te bang dat er iets gebeurd. Ik begrijp best dat het stoer is en ik een te bezorgde moeder ben. Maar ik zou het mezelf nooit vergeven als er iets gebeuren zou. En dus zit ik al dagen in een strijd. Ooit was het twaalf uur en vierden we oud en nieuw met vrienden. Binnen een minuut nadat ze naar buiten gingen om vuurwerk af te steken, waren ze weer binnen. Zijn hand had hij voor zijn gezicht. Maar het bloed zag ik direct. Nog geen vijf over twaalf zaten ze in de auto richting ziekenhuis en stond ik binnen met acht kinderen met een wel heel dubbel gevoel naar het vuurwerk te kijken. Het is goed gekomen. Zijn oog werd net niet geraakt en over zijn litteken doet hij nu wel stoer. Maar ik heb het nooit meer gedurfd, ze uitnodigen voor oud en nieuw.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen lust- of feestvuurwerk en ernst- of professioneel vuurwerk, lees ik op wikipedia. Helaas geeft de site dan alleen de uitleg voor het laatste. Lustvuurwerk…… Daar krijg ik toch echt heel andere gedachte bij. Mijn gedachten dwalen af. Vuurwerk voelde ik, met hem, in mijn droom. Toen hij in mijn ogen keek, duizenden vonken. “Sparkels”. En daarna blussen om te verdrinken. Uren zou ik kunnen kijken. Vannacht werd ik wakker, alleen in bed. De klok vertelde me dat het twee uur was. Geen droom, geen slaap. Dus maar lezen. Vorige week begon ik dan toch maar aan “Vijftig tinten grijs” want tenslotte moet je mee kunnen praten. Niets is zo erg dan dat je er geen mening over hebt. En toen kreeg ik de iPhone. Daarop kan dat gewoon. Nu het ding uit de vensterbank in gebruik is heb ik het boek op mijn telefoon. Heel veel bladzijdes, dat dan weer wel. “En ik spat uiteen in duizend stukjes” lees ik. Vuurwerk denk ik, en mijn gedachten dwalen weer af. Vuurwerk, een nieuw begin. Vonken genoeg. Prachtig geheel met een knal aan het einde. Een boom van licht. Een zee van vuur met de prachtigste kleuren. Alles uit de regenboog in een donkere zwarte nacht. Liefst met de maan die toekijkt.
Vandaag ga ik overstag. Oké, vuurwerk gaat er komen. “Als je iets wil in je leven, moet je er ruimte voor maken” zegt The Secret. En ik wil vuurwerk. “Sparkels” wil ik. “Spattende vonken in de nacht met een prachtknal aan het einde”. Zoonlief is buiten zinnen. Ik hou mijn hart vast maar ik hou stand. Dan tel ik de uren tot “Oud en nieuw”. Wordt het “spelen met vuur” of “genieten van de duizenden uiteenspattende stukjes”?. Ga ik de regenboog zien in de vorm van vonken in de donkere nacht met de maan die toekijkt. Zal de zon de andere dag ook naar mij knipogen. En mag dat vuurwerk dan gewoon wat vaker dan één keer per jaar……

 

 

zondag 30 december 2012

Je bent een droom

Zijn vingers strijken zacht langs mijn wang naar mijn kin. “Je bent mooi als je lacht” zegt hij. Hij zit naast me op de bank. Mijn bank. Ik voel mijn wangen kleuren en weet me geen houding. Als ik op kijk, verdrink ik in zijn ogen. Wow wat ben je mooi.

Hij is er zomaar ineens. Ik weet niet waar ik hem van ken of misschien ken ik hem wel helemaal niet. Maar nu zit hij naast me en schuift nog iets dichter naar me toe. Mijn hart slaat een slag over. Dat is niet erg, het slaat namelijk genoeg slagen in een minuut en de laatste minuten al helemaal. Hij is lief. Zo lief. Het is stil in huis en de kaarsjes branden. Ik hoor alleen zijn ademhaling en op de achtergrond Whitney Houston met “I will always love you”. Ik glimlach en hij kijkt me aan. “Bij dit nummer viel ik vroeger altijd in slaap” zeg ik “maar dan de versie van Dolly Parton. Grijs heb ik dat nummer gedraaid. Het stond op een cassettebandje en ik kon het bijna blind, in een keer precies goed terugspoelen”. Zijn ogen lachen naar mij terug. De sfeer is geladen maar heerlijk geladen. Ik heb een zwak voor hem. Ik merkte het meteen. Ik weet niet waarom, ik ken hem niet eens maar als zijn mond eindelijk de mijne raakt, smelt ik helemaal.

Uren liggen we tegen elkaar aan, zoenen elkaar en ik voel zijn handen in mijn haar. Zachtjes trekt hij de speld uit mijn opgestoken haar. Ik zou de tijd wel stil willen zetten. Gewoon de batterijen eruit halen. Ik opper nog dat dat wel kan. We doen het twee keer per jaar, de klok verzetten, dus waarom vanavond niet. Ik zou zo graag gewoon de tijd stopzetten en bij hem blijven liggen. Ik verdrink in zijn ogen en hij verteld me steeds opnieuw hoe mooi hij me vindt. Komt het door het verhaal van mijn vriendin? Hoe komt hij hier ineens? Dit kan niet waar zijn. Oké kom maar op met het addertje onder het gras. Het moet er zijn. Het is te mooi. Maar ik gooi alle bedenkingen overboord. Hoe kan ik me nog iets afvragen als ik zijn ogen naar mij zie kijken. De zachtheid die zijn ogen uitstralen hebben een magische werking op mij.
Als het bijna ochtend is, moet hij gaan. Ik wil het niet en ik zie hem aarzelen. Ik wil het moment vasthouden. En dus houden we elkaar nog een keer stevig vast. Nog een zoen en nog één. Nog één keer in elkaars ogen verdrinken, nog een keer zijn handen door mijn haar. Ik sla mijn armen om zijn hals en kan zo uren blijven staan. De muziek zacht op de achtergrond. Ik dans in zijn armen terwijl ik heel stil blijf staan. Dan gaat hij. Uren nadat hij door deze deur binnen gekomen moet zijn, verdwijnt hij weer.
Het is een droom. Hij is mijn droom. En als ik wakker word droom ik verder. Ik hou hem in mijn hart, voor altijd. Dan besef ik dat het een droom is. Ik dacht ook al, geen inpakpapier onder de boom of ergens rondslingerend in huis. Even dacht ik dat de Kerstman mijn vraag gehoord had. Hoe kwam hij daar anders…. Het moet kerst geweest zijn. Het kan niet anders…. Het moet begonnen zijn met de magie van kerst. Of het daarvoor of daarna gebeurde, op kerstavond, eerste kerstdag, de tweede of de derde? Ik vroeg het nog in mijn blog en amper een dag later is hij daar…. Mijn woorden neem ik terug. De Kerstman bestaat. Maar alleen in mijn droom. Mijn droom, hij is mijn droom. Het is mijn magie“Binnen! Binnen in mijn hart, binnen in mijn ziel, van binnen. Binnen in de droom die ik met je wil beginnen. Je bent binnen!”

 

Lingerie en hoge hakken

“Dat heeft toch weinig zin” zegt ze. Ze loopt naast me en we zijn aan het winkelen. Laatste inkopen aan het doen. We lopen langs een lingeriewinkel en ik draai me om, om nog even naar de etalage te kijken.

“Hoe zo?” Vraag ik. “Nou als er toch niemand is die het uitpakt” is haar simpele verklaring. Ik ben stil. “Het is toch zo” zegt ze verontwaardigd. “Het kopen is extra leuk omdat je weet dat er iemand is die het erg gaat waarderen. Het aandoen is precies zo. Als je al weet bij het aandoet dat je het vanavond weer zelf gaat uit doen is toch min of meer de lol er vanaf. En met hoge hakken is het al net zo”. Ik schiet in de lach. Wat is ze toch lekker ongecompliceerd. Maar ergens heeft ze natuurlijk wel een punt. Dat is altijd zo met haar. Dat waardeer ik zo aan haar en tegelijk…..
Als ik de andere dag onder de douche uitstap mijn lingerie bij elkaar zoek, denk ik aan haar woorden. Ik ben achter met de was en de wasmand puilt uit. Mijn lade met ondergoed daarentegen steeds leger. Toch zoek braaf door tot ik wat heb dat bij elkaar past. Want je weet maar nooit wat je gebeurt. “Stel dat je in het ziekenhuis terecht komt…” zo ben ik opgevoed, ik hoor het mijn moeder zeggen. Mijn vriendin denk meer in termen als “je weet maar nooit wat je gebeurt, misschien kom je de ware zomaar tegen”. “Ja hoor” denk ik “in de supermarkt bij het boodschappen doen zeker. Ja stiekem kijk ik wel eens rond maar eerlijk gezegd loopt er weinig leuks te winkelen en als het al mijn aandacht al trekt, loopt er steevast een leuke vrouw naast of een paar gezellige koters. Dat denken ze vast ook van mij als ze me boodschappen zien doen met zoonlief. Die heeft dus een gezin. Het idee van een andere kleur mandjes als je singel bent is dus zo gek nog niet, maar om zo boodschappen te doen, gaat me toch echt te ver.

Eigenlijk wil ik het wel. Gewoon zomaar iemand tegen komen. Onderweg op straat of bij een vriend of vriendin. Of zomaar dat je om geen enkele reden met elkaar in contact komt en er een afspraakje uit komt. Niet om het afspraakje maar omdat het gebeurd. Dat is mooi, dat is echt. Zou het kunnen Zou het bestaan? Ik ben niet het type van de feesten of het stappen dus daar heb ik weinig kans. Overigens voor de goede orde… ik ben niet op zoek. Het is goed zo. Rust wil ik. En niet meer dan dat. Maar de woorden van mijn vriendin spoken nog door mijn hoofd.
“Hou je zelf lekker voor de gek” zegt mijn spiegelbeeld en ja natuurlijk wil ik het wel. Ik zie mezelf niet voor eeuwig alleen zijn. Natuurlijk verlang ik er naar dat er iemand in mijn ogen kijkt en zegt dat ik de liefste van de wereld ben. Dat ik mooi ben (waarop ik dan zal concluderen dat hij duidelijk een bril nodig heeft). Dat hij weg zwijmelt in mijn ogen. Dat hij mij lief vindt. Puur, creatief, respectvol, slim, teder, speels en zelfverzekerd. Wow dat zou wat zijn. Maar denk ik zo over mijzelf. Nee, niet echt. Is dat het, zoek ik dat dan? Nee ik zoek niet en misschien toch weer wel.

Ik denk aan afgelopen jaar en hoeveel mooie mensen er op mijn pad gekomen zijn. Een bijzonder jaar is het geweest. Een jaar dat veel energie koste. Dat de puntjes op de i zetten. Een jaar waarbij ik hard met twee benen op de grond gezet werd. Waarin het hard werken was maar ook genieten van de mooie dingen. Waarin hoop, geloof en liefde elkaar afwisselde. Maar waarin ik gelukkig de hoop en het geloof niet verloren ben. Waarin ik veel liefde heb gekregen. Mooie liefde die mooie vriendschappen opleverde. Die nieuwe en mooie dingen op mijn pad brachten. En nu is dat jaar bijna ten einde. Wat brengt het mij nog net zo voor het einde. Ik weet het niet. Het zijn nog maar een paar dagen. De hoge hakken en lingerie laat ik maar voor wat ze zijn. Want het heeft toch weinig zin zegt ze. Of ???



zaterdag 29 december 2012

Blond is gewoon echt geen keuze

“Kom, we gaan naar huis” zeg ik en draai me om. Ze loopt achter me aan. Eenmaal weer thuis bij de voordeur steek ik mijn hand in mijn zak en voel. Niets. De andere hand in mijn andere jaszak, ook niets. Ik voel nog een keer en nog een keer, alsof mijn zakken zo groot zijn dat ik het niet gelijk zou voelen. Maar niks. Geen sleutels. Daar sta ik dan op kerstavond voor mijn eigen huisdeur met de hond, zonder sleutels. En niemand in de omgeving die een sleutel heeft.

Gelukkig heb ik dan wel weer mijn telefoon in mijn zak gedaan. Tja prioriteiten he…  Vanmiddag dacht ik er nog aan dat er nog geen sleutel bij de buren ligt. Niet dat ik daar wat mee opgeschoten zou zijn want mijn buurvrouw is duidelijk niet thuis. Ook de handige man een paar deuren verder is er niet. Niet zo heel vreemd natuurlijk want het is kerstavond. De sleutelservice belooft mij binnen een uur terug te bellen en dan kan iemand mij vertellen of ze er iets mee kunnen. Dan bel ik mijn vriendin. Eigenlijk om te vragen of ze een ladder heeft, want boven staat een raam open.  “Ja uh, blond he” zeg ik en nog geen tien minuten later staat ze voor de deur…. Redder in noodgevallen. Gewapend met een schroefboormachine, twee kleerhangers, een elastiek, badmintonracket , een ijzeren staaf en haar standaard big smile die zonder woorden zegt “kom maar op dat varkentje gaan we wel eens wassen” of te wel “geen dooie dingen baas” zoals zij placht te zeggen.  
Mijn vriendin blijkt iemand met ervaring alleen mijn deur is dat duidelijk niet. Of misschien weer wel want een en ander zit erg goed dicht gespijkerd. Dat inbreken zo leuk is, had ik dan weer nooit kunnen denken. We lachen heel wat af om onze eigen uitspraken waarvan ik de details beter binnen kamers kan houden. Voor zover dat mogelijk is natuurlijk als je buitengesloten voor de voordeur staat. Dat je overigens gewoon in kunt breken op kerstavond en dat je daarbij niet eens zachtjes hoeft te doen, is me wel duidelijk. Geen mens merkt ons op tijdens onze verwoede pogingen en heel stil zijn we niet eens. Ook het bonken van de stalen pijp tegen het hout waarmee de brievenbus aan de binnenkant dichtgespijkerd is, levert geen resultaat op. Tenminste niet qua aandacht van buurtbewoners. Wel van de poes die van de gelegenheid gebruikt maakt om het huis eens goed te verkennen. Ik neem me direct ook voor om de poes te trainen in deuren open maken. Moet kunnen want die is niet blond.

Blond of blont, vraagt iemand me een paar dagen later. Uhhh nou blondt eigenlijk. Vroeger al hoorde ik altijd alle blondjesmoppen als eerste. En langzaam aan is “sorry blond he” mijn motto geworden. Nu ben ik inmiddels niet meer zo blond en ook niet zo blont meer als vroeger maar toch is het errug makkelijk. Ooit verfde ik mijn haar bruin maar zei uit gewoonte een dag later “ja sorry blond”. De man tegenover me keek me ineens erg “blont” aan met vragende ogen. Sindsdien is bruin geen optie meer.

Twee dagen later loop ik met sleutels weer naar buiten om eens heerlijk mijn hoofd leeg te maken en te genieten van de buitenlucht. Nog amper de straat uit begint het te gieten. Het rondje wordt zo kort mogelijk en even later kom ik met sleutel maar wel als een verzopen kat weer thuis. Als ik een berichtje op twitter plaats, krijg ik het antwoord “buienradar”.  Pff ja dat had gekund. Maar ja…. “blond is gewoon echt geen keuze”.

 

 

donderdag 27 december 2012

De bouwmarkt

Ik was het alweer vergeten. De winkel is veranderd. Het slaat nergens op en ik kan en wil er gewoon niet aan wennen. De verf staat er bij alsof je in een woonwinkel terecht gekomen bent. En precies dat wil ik dus niet. Ik heb toch niet voor niks mijn spijkerbroek en slobbertrui aan. Ik ga klussen vandaag en dus wil ik gewoon het gevoel hebben in een dito winkel te zijn. Daar word ik namelijk gelukkig van.

Ik wil grote hoge rekken en geen sfeerverlichting. Ik wil schroeven zien, bouten en moeren. Gereedschap, schroevendraaiers, hamers en beitels. Houten palen waar je de splinters van verre ziet zitten. Kunststofrioolbuizen en zwanenhalzen. Lijm in de meest achterlijke soorten zodat je als vrouw echt niet weet wat je nodig hebt. En verf, maar dan gewoon alle blikken naast elkaar alsof het een groot schilderspalet is waaruit je gewoon niet kunt kiezen. Ik wil het gevoel hebben in een bouwmarkt te zijn. Het liefst waar bouwvakkers rondlopen of toch op zijn minst de huis-tuin-en-keuken-doe-het-zelver. Als ik sfeerplaatjes wilde, was ik wel gewoon naar een meubelboulevard gegaan. Op zondag of liever nog op tweede kerstdag en dan in mijn nette kleding met hakken.
Vandaag is het genoeg geweest. De woonkamer is aan kant en zelfs gezellig ook al hangt er nog niets aan de muren. Maar als je bij mij de deur binnen komt, wil je het liefst weer omdraaien. Nou eigenlijk gebeurt dat buiten al. Op de oprit, ook een groot woord overigens voor het plekje waar dan ook maar net mijn auto past. Maar goed, op de oprit dus staan nog de kapotte deuren, een kapot dakraam en zooi die de oude bewoners achter gelaten hebben. Aan mijn keuken raam hangt een hartje met “Home sweet home” maar dat slaat in combinatie met het tafereel buiten, natuurlijk nergens op. En als je dan binnen bent dan is de hal nou ook niet het meest intieme gezellige tafereeltje. En het toppunt vormt de trap. De trap waarop van die rare vloerbedekking dingen opgeplakt zijn geweest en de sporen daarvan nog altijd zichtbaar zijn.

Lelijk vind ik ze. Spuuglelijk. Van die zelfde traptrede gevallen. Halve maantjes heten ze, zie ik in de bouwmarkt. Verkeerde naam dus. Bij de maan heb ik een romantisch gevoel maar dat krijg ik van deze maantjes toch echt niet. En toch besluit ik er te kopen. Waarom koop je ze dan, kun je je afvragen. Nou puur gemak dus. Het er gewoon simpel overheen plakken klinkt een stuk sneller dan schuren en verven. En als we hier nou voor altijd zouden blijven maar of dat gaat gebeuren… Ik gooi de donker grijze bijna zwarte vloerbedekkinggevallen in het karretje en samen struinen we nog verder. Ik koop een Stanleymes met extra mesjes en moertjes. En als de kers op de slagroom, koop ik lijm.
Eenmaal thuis leg ik een “half maantje op de trap en kijk er naar. Walgelijk. Dan loop ik naar boven waar ik nog zo’n trap heb. Alleen met het verschil dat we daar de lijmresten nog vanaf gekrabd hebben. “Dat moet wel hoor” zegt men maar gelukkig ben ik net zo eigenwijs als ik groot ben. Ik ben een waardeloze doe-het-zelver maar doe het wel zelf dus bepaal ik ook zelf. Dat is het voordeel er van. Ik leg een maantje op de trap en kijk of het werkt. Of je er iets van ziet. Niet dus. Dan maak ik de trap zo schoon mogelijk maar dan zonder de lijmresten weg te halen.  Daarna plak ik de maantje. Keurig snijd ik ze op maat. En dat de lijm er gewoon nog zat…. Dat vertellen we lekker tegen niemand.
Dan neem ik een besluit. Ik ga de trap beneden verven. Vanavond bel ik mijn vriendin en vraag of ik haar super sonische meest geweldige schuurt echt alles en nog veel meer schuurmachine mag lenen. En het eerst volgende weekend dat de kinderen er niet zijn, ga ik schilderen. Dan slaap ik gewoon op de bank of plan na het schilderen een weekendje weg. En als het dan klaar is……. dan zet ik misschien, heel misschien ook nog wel van die geweldige teksten op.

woensdag 26 december 2012

Vijftig tinten sneeuw

“Ha ha, niet zo gek he” zegt ze “als iedereen de afgelopen tijd het alleen maar heeft over vijftig tinten grijs….. Ze zijn daar boven gewend dat iedereen normaal zeikt over het weer. Dus ja wat moeten ze anders denken dan. Krijgen we een keer waar wat we vragen is het weer niet goed.” Ik kijk naar buiten en ja hoor inderdaad; vijftig tinten grijze grauwe lucht voor kerst.

Koud is het niet maar voor de gezelligheid heb ik toch de haard maar aangedaan. En tig kaarsen natuurlijk. Zij is het type dat zegt wat ze denkt en stiekem ben ik daar wel eens jaloers op. Gewoon ongegeneerd zeiken op alles en niks en alles wat je denkt eruit gooien. En er nog mee weg komen ook. Af en toe zou ik wel wat meer van haar willen hebben. Het gekke is dat zij dat andersom dan weer heeft. Het principe van als je krullen hebt, wil je steil haar en andersom. Vroeger wilde ik bruine ogen. En eigenlijk zou ik ook wel slanker willen zijn. Maar dan weer niet zo graag dat ik daarvoor drie keer per week naar de sportschool wil gaan en op zo’n naar dieet. Want dat staat dan weer niet op mijn wensenlijstje.

Over wensenlijstjes gesproken. De Kerstman bestaat dus niet. Ik weet het nu zeker. Vanochtend heb ik nog zo onder de boom gekeken, maar die mooie te knappe man van het plaatje kan echt nooit in een van die cadeautjes zitten. Zelfs niet als je de lucht er uit zou laten en hem heel klein zou opvouwen. En volgens mij ligt er ook niets bij wat lijkt op een tegoedbon. Zodat ik hem ergens bij een of andere winkel zou kunnen ophalen. Zodat je het bonnetje kunt vragen om eventueel te ruilen voor als hij toch tegen mocht vallen in het gebruik. Zo jammer. Of zou het komen dat hij gewoon niet heeft mee gekregen dat ik verhuisd ben. De Kerstman dan he. Dat een van die elfen weer gewoon niet heeft nagedacht. Teveel bezig waren met die vijftig tinten grijs.

Overigens is een witte kerst de afgelopen eeuw maar acht keer voorgekomen volgens het KNMI en zij kunnen het weten lijkt me. Die witte kerst is dus ook duidelijk weer zoiets van willen wat er eigenlijk niet in zit. We weten het allemaal en dus willen we het hebben. Duidelijk geval van “het gras is altijd groener bij de buren” maar dan met sneeuw. Valt er dan overigens sneeuw, dan is gelijk iedereen in rep en roer. Dan kan niemand meer de weg op en staat heel Nederland vast. En misschien is dat nou wel waarom iedereen zou verlangt naar een witte kerst. Een ultieme reden om niet naar je schoonouders te hoeven gaan. Dat je gewoon kunt bellen en zeggen “Sorry maar met dit weer…” of  “We vinden het te koud nu hoor voor de kleine, vinden jullie het erg?” Dat je gewoon thuis kunt blijven en restjes kunt opwarmen en die knellende feestjurk met dito bh uit kunt doen. Dat hij zijn stropdas af gooit en er gelijk woest aantrekkelijk uit ziet. Zo aantrekkelijk dat je die jurk niet eens zelf meer uit hoeft te doen.



Maar niks is minder waar. Zag ik een uur gelden nog een klein glimpje van een misschien heel heel misschien nog overwegend wat te doen doorkomend zonnetje….. ondertussen giet het al weer. Even heb ik spijt dat ik niet meteen met de hond naar buiten gegaan ben. En dan besef ik dat ik hier nu zelf aan meegewerkt hebt. Zo met mijn hoofd vol over de vijftig tinten smerig weer dat ik het even vergat. Dus begin ik nu maar vast met vragen. En zo moeilijk kan het toch niet zijn. Als ik iets voor heel Nederland vraag hoeft hij ook geen rekening te houden met verhuisberichten. “Lieve lieve Kerstman mag ik voor volgend jaar vijftig tinten sneeuw voor kerst”. Enne als die man nog op voorraad is…. Mijn adres is.. 


dinsdag 25 december 2012

Eenzame vrouw

“Het is maar een gewone dag hoor” zegt ze “je moet er niet meer van maken dan ’t is”. Dan staat ze op om de theepot te pakken en in te schenken als teken dat het onderwerp afgedaan is. Het voelt niet goed, niet uitgesproken maar de deur is dicht. Kerst is maar een gewone dag. Een ingang om verder te praten is er niet meer.

Ze praat veel maar niet over wat ze zelf denkt of voelt. Zo is ze niet opgevoed. Haar vader was hard in zijn opvoeding en veel keuzes had ze niet. Ze moest naaister worden en als ze dat niet wilde moest me maar naar de sigarenfabriek. Ze was enig kind en meer dan dat ze thuis was, was ze in het huis bij haar oma die een groot gezin draaiende hield. Haar ooms en tantes waren als broers en zussen en haar oma noemde ze moeder. Leren praten over haar gevoel heeft ze nooit geleerd en dus stopt ze dat maar weg. Praten doet ze over anderen, over wat die meemaken. Soms zegt ze hard en wat ze ergens van vindt maar je weet nooit of het wel echt haar mening is of eigenlijk die van een ander.
Vragen hoe het met je gaat doet ze niet, tenminste niet aan jou zelf. Hooguit via via. Als je ziek bent of het moeilijk hebt, is dat moeilijk voor haar en dus praat ze er maar niet over.  Het is altijd druk bij haar. Velen komen en gaan. Voor vreemden heeft ze altijd een luisterend oor. Dat is makkelijker, dan hoef je niet bij je eigen gevoel te komen. Dat raakt je niet. Als ik een paar weken later vraag wat ze met oud en nieuw doet krijg een soort gelijk antwoord. “Oh dat dat zie ik nog wel, misschien ga ik wel gewoon vroeg naar bed”. Uitnodigingen wimpelt ze keer op keer af en dus vraag ik het niet meer. Ze heeft de deur gesloten, niet eens op een kier. De deur is dicht al jaren en ze is niet bereikbaar. Ze is een vrouw met veel mensen om zich heen maar diep van binnen is ze waarschijnlijk heel eenzaam. Ze heeft veel meegemaakt en veel verloren. Ook daar praat ze niet over. Alsof het niet bestaat.
Haar vader was jager en ooit aten ze in de oorlog hazenpeper met kerst. Tenminste dat dacht ze. Ze heeft de volgende dag nog heeft ze gezegd dat ze de hazenpeper lekkerder vond dan het stukje konijn dat op haar bord lag. Later hoorde ze dat ze die eerste dag kat gegeten had. Over haar angst en afkeer van katten is ze nooit meer heen gekomen.
Ik ken haar goed en eigenlijk ook niet. Begrijp haar niet, nog steeds niet. We hebben veel dingen samen gedaan. Ik heb vaak, heel vaak, te vaak geprobeerd om de dingen te doen die ze leuk zou vinden. Maar eigenlijk weet je nooit of ze het echt leuk vind. Ze is een weegschaal en blijft wikken en wegen en waait met alle winden mee. Toch is ze ook een sterke vrouw en misschien is dat wel wat haar leven zo moeilijk maakt. Sterk zijn overheerst, haar gevoel komt niet aan bod. Ik heb haar weinig zien huilen. Schouders eronder en kom op. “Is ze eigenlijk niet gewoon heel eenzaam?” vroeg laatst iemand mij. En ja dat is precies wat het is. In haar hart is ze zo eenzaam maar toegeven zal ze dat nooit.
Vandaag is het eerste kerstdag. Als ik uit praktische overwegingen toch maar even de was op aan het hangen ben, denk ik aan haar woorden van een paar jaar geleden: “Het is maar een gewone dag hoor”. Eenmaal beneden zet ik koffie en doe de broodjes in de oven. Ik wandel met de hond en denk aan haar. Weer thuis pak ik de telefoon. Ik hoor haar stem en met moeite bedwing ik mijn tranen. Dan haal ik adem en zeg: “Fijne kerst mam”.

 

Jouw boek

Gisteren was ik er weer en het liefst was ik er weer heel lang gebleven. Rondsnuffelen in een boekwinkel, zomaar alleen rondsnuffelen. Ik had voor mezelf de smoes verzonnen dat ik nog een paar cadeautjes moest kopen want ik weet dat mijn kostbare tijd daar te snel voorbij vliegt. Daar tussen de boeken staat de tijd altijd even stil.

De ketens zijn leuk maar veel leuker zijn de echte boekwinkels. Daar sta ik dan, in zo’n boekwinkel waarvan er maar één is, die uniek is. Ik slenter langs de boeken en af en toe pak ik er een op om op de achterkant in een notendop de inhoud te lezen. Om zomaar met mijn hand over het boek te gaan, te voelen en te ruiken. Het ruikt heerlijk in boekwinkels. De geur van papier en van inkt. De verschillende kaften, de kleuren, de foto’s. Er heerst een soort van serene stilte in boekwinkels. Anders dan in bibliotheken waar het ook vol staat met boeken, maar waar het anders is. De sfeer is anders. Ik hou van boekwinkels.
Als ik naar al die boeken kijk merk ik ineens dat ik op zoek ben naar jouw boek. Ongemerkt zoeken mijn ogen naar de kaft en de titel. Maar het ligt er niet. Het zou er wel moeten liggen maar het ligt er niet. Dat kan ook niet want jouw boek is nog niet af. Het is nog niet echt een boek in de vorm van pagina’s met een dikke kaft. Je bent nog aan het schrijven maar ik weet nu al dat het er zou moeten liggen. En niet alleen het boek dat nog niet af is. Maar ook de bundel van korte verhalen. Daar heb je geen plannen voor maar het zou er moeten komen. Ik weet ook de titel al en hoe het boek er uit zou zien. Je zou het moeten bundelen en uitgeven. Het zou zoveel mensen kunnen helpen. Je verhalen zijn zo mooi, zo puur. Rauw, teder, gevoelig en gevoelloos. Alles bij elkaar. Het verdient het om daar te liggen. Als erkenning en eerbetoon aan jouw dochter.

Dan zie ik een boekje van Nico Dijkshoorn en weer denk ik aan jou. Als vanzelf pak ik het op en begin te lezen. “Dit wordt gen leuk brief. Ik ga je vriendschap opzeggen” lees ik de eerste zin. Dat slaat zeker niet op jouw. Jouw vriendschap wil ik niet kwijt. Die is nog maar net begonnen en duurt tegelijk al een nieuw leven lang. Ik blader verder door het boek en lees fragmenten. De manier van schrijven raakt me. Dan besluit ik het boek te kopen als kerstcadeautje voor jou. Niet dat ik je zie met kerst maar toch. Je had het laatst over een boek van Dijkshoorn. Niet dit boek maar ook dit boekje moet je lezen. Zo simpel is het. Jouw manier van schrijven lijkt wel op die van Dijkshoorn of die van Dijkshoorn die van jouw. Ik vermoed het eerste want Dijkshoorn was eerder. Zo simpel is het.  Al in de boekwinkel weet ik dat ik het ook wil lezen. De komende dagen zie ik je nog niet dus kan ik het best even doorlezen besluit ik. Dat vindt Nico vast niet erg. Die is niet zo moeilijk volgens mij. Behalve misschien voor zich zelf. Dat wel vermoed ik zo als ik hem zie en zijn verhalen lees. Misschien zit het wel in de naam.
Als ik de boekwinkel uit loop, kijk ik nog een keer achterom. Het moet er komen. Een van de dingen die moeten in het leven. In dit geval in jouw leven. Je moet verder schrijven. Het is jouw droom en het past bij je. Jij hoort te schrijven. Je bent een soort van Dijkshoorn. Lezend Nederland zit op jou te wachten dat weet ik zeker. Zo simpel is dat gewoon. Dat voel ik. En als je dan toch bezig bent. Bundel dan gelijk even je columns aan en over haar. Zoek de mooiste foto voor de omslag en laat de wereld zien wie je bent. Een schrijver, een papa en vooral een geweldig mooi mens.
Merry Christmas lieverd.


 

 

maandag 24 december 2012

Lieve Kerstman,


“Een rugzakje. Wat een onzin “ zegt ze. “Levenservaring, dat is gewoon levenservaring. En wat had je dan gedacht, dat ik 57 geworden ben zonder?” Ze schudt meewarig haar hoofd. “Wat denken ze wel niet”.
We staan in een winkeltje in de stad die ik het meest liefheb. Vaak heb ik er al gelopen, de pleintjes, de terrasjes, de sfeer. Ik kan er gewoon niets aan doen, in mijn hart blijf ik een Brabander en deze stad, ook al kom ik er niet vandaan en heb ik er nooit gewoond, heeft toch wel een speciaal plekje in mijn hart. De vrouw achter de toonbank zit vol energie en straalt het uit. Wat een geweldig mens. Al snel raken we in een gesprek dat veel verder gaat dan de spullen uit haar winkel. Ze is gescheiden en haar kinderen zijn al bijna het huis uit. Eigenlijk komt ze uit het Noorden en dat maakt ons verhaal wel bijzonder. “Ik zit toch niet te wachten op zo’n oude vent” zegt ze. “Ik wil lol hebben, achter de geraniums kan altijd nog”. Ze ziet er jaren jonger uit en ik kan me voorstellen dat de mannen die met haar daten zich het apezuur schrikken als ze horen hoe oud ze is. “En leeftijd maakt toch ook niet uit” zegt ze “wat is nou leeftijd, het gaat er om hoe ik me voel”. En gelijk heeft ze.
Als ik later samen met een vriendin over de markt slenter en bij een kraampje naar een dekbedovertrek staar, vraagt knappe en erg jonge man welke maat ik zoek. Ik stamel dat ik dat dus niet weet. Elke keer neem ik me voor om even te kijken welke ik nou precies hebben moet, maar dat ben ik dan al weer vergeten als ik thuis kom. Dan grijnst hij van oor tot oor en zegt: “dat is toch geen probleem, dan kom ik het wel even opmeten”. Even weet ik niet of ik het goed hoor en kijk hulp zoekend naar mijn vriendin. Ik voel het rood op mijn wangen komen maar zeg nog wel dapper dat dat een goed plan is. Jammer genoeg ben ik dan weer niet zo stoer om heel ad rem mijn telefoonnummer of adres achter te laten.

Ineens, ik weet niet eens waarom, denk ik weer aan haar woorden. “Wat rugzakje, levenservaring!” Maar ik weet niet meer of ik het nog wel aandurf. Mannen met levenservaring. En op mannen zonder zit ik al helemaal niet te wachten. “Ach het is dat ze zo gezellig staan op de bank” zei ik altijd stoer. Maar nu is de bank leeg. Dat is handig hoor en vaak genoeg is de bank gevuld met vrienden en kinderen, daar ligt het dus allemaal niet aan.
Maar dan kijk ik in de meest mooie ogen die ik ooit gezien heb. Mijn adem stokt in mijn keel. De ogen kijken me lachend maar ook een tikkeltje uitdagend aan. Daaronder een prachtig gevormde mond die in een stralende lach prachtige tanden laat zien. Ze kloppen bij elkaar, die mond en die ogen. Zijn hele gezicht lacht mee. De rimpeltjes laten zien dat hij geniet van het leven. Zijn haar is kort en grijzend aan de slapen. “Met jou zou ik wel een beschuitje willen eten” zegt iets in mij. “Of een wijntje willen drinken, langs het strand willen wandelen en je uren diep in je ogen willen kijken” Het stemmetje in mijn hoofd die opsomt wat ik nog wel allemaal meer zou willen, roep ik snel tot een halt. Hij ziet er uit als een filmster. Ik kan me bijna niet voorstellen dat deze man gewoon hier in Nederland rond loopt. Maar dan fluistert het duiveltje “dat weet je ook helemaal niet” en met een dreun kom ik weer met twee benen op de grond terecht. Nee, dat weet ik inderdaad niet. Want ik kijk in de ogen van een foto. En dat is maar goed ook. Want even ben ik al mijn tekst kwijt. Zou het dan toch kunnen…. “ Lieve Kerstman, mag ik deze man van u voor kerst?

 

zondag 23 december 2012

Kerstkaart in mei


De boom, de lichtjes
kaarsjes, de ster
en een kaartje voor kerst
van dichtbij of van ver

Maar waarom eigenlijk
alleen rond deze tijd
want lieve gelukwensen
wil je toch altijd wel kwijt

Waarom alleen met kerst
een kaartje voor een vriend
die het eigenlijk wel vaker
dan één keer per jaar verdient

Dus zullen we afspreken
dat 2013 twaalf maanden duurt
en dat jij niet alleen in december
je vrienden een kaartje stuurt

Dat jij je vrienden,
degene van wie je meer of minder houdt
ook in andere maanden
zomaar een kaartje toevertrouwd

Want dan pas laat je zien
dat niet gaat om de trend
maar dat je degene waardeert
omdat je hem echt kent

Een brievenbus vol

Verhuizen is ingrijpend. En schijnt voor stress te zorgen. Maar met een checklist kom je volgens de diverse sites een heel eind. Maar wat nou als je negen weken hebt om een huis te vinden en te verhuizen. Slik. Inderdaad…… dan loopt ineens alles niet meer volgens plan.

Ik open een site en lees “twee tot drie maanden voor de verhuizing”. Dat is 8 tot 12 weken en die heb ik niet. Ik lees verder naar “6 weken voor de verhuizing” en weer scrol ik maar verder. Eigenlijk kan ik de halve lijst al afhandelen maar ook weer niet. Want voor bijna alles is het nodig dat je weet waar je gaat wonen en dat weet ik nou precies dus nog niet.
Ik besluit alle lijsten voorlopig maar los te laten en stort me op het zoeken naar een huis. Ik google en schrijf me overal op in. Ondertussen probeer ik mijn hoofd omhoog te houden en zeg stellig tegen de kinderen dat het allemaal best mee valt. “Maak je maar geen zorgen hoor, negen weken is hartstikke lang” komt er zelfs overtuigend uit mijn mond. En jee wat ben ik sterk ineens. Maar zoals zoveel, is ook dat uiterlijke schijn. Bij de woningbouwvereniging sta ik al lang op de lijst maar verder dan één beschikbaar huis dat misschien zou kunnen kom ik die week niet. Nu is één huis genoeg hoor, begrijp me goed, maar ik schijn niet de enige te zijn die op zoek is. En om daar nu met 217 gezinnen te gaan wonen is misschien een beetje veel. Ik struin verder op internet en besluit mijn netwerk in te schakelen. Want “hoe meer ziel hoe meer vreugd” en “je weet nooit hoe een koe een haas vangt”.

Mijn steun en toeverlaat als het om netwerken gaat, reageert direct en via hem heb ik acuut een telefoonnummer van een leuke makelaar te pakken. Deze lijkt niet eens verwonderd als ik bel en dus verdenk ik vriendlief er van dat er ingefluisterd is. Heerlijk mensen die meedenken met je. Nog enthousiaster wordt ik als de leuke makelaar binnen een half uur terugbelt en ik nota bene op mijn verjaardag een bezichtiging heb. “Een huis voor mijn verjaardag” wordt het niet. Ik heb volgens mij niet heel veel noten op mijn zang maar daar moet ik wel heel veel stapelbedden kwijt wil ik het hele spul onder brengen of ik moet de vlizotrap standaard naar beneden laten. Daarbij twijfel ik over een kantoor in de trapkast. Maar ja negen weken…. Bijna zeg ik ja. Uit nood. Dan blijkt dat ik er nog wel even over kan denken, de verkoper wil in principe liever niet verhuren. En ik zoek verder…
De koe en de haas komen ineens ook om de hoek kijken want wat schets mijn verbazing…. mijn trouwste lezers verwijzen me via via, en een week later heb ik een getekende huurovereenkomst. Een last valt van mij af. Maar dan krijg ik de sleutel en merk ik dat het er net even anders uitziet dan de aardige volgens mij uit Amsterdam afkomstige eigenaar schetste. Thuis komt alle stress eruit en ik jank mijn ogen bijna uit mijn hoofd. Ik zie het even niet meer. Hoe krijg ik dat ooit goed? Ik heb één week en het “nieuwe huis” (dat ouder is dan het oude huis maar dat terzijde) ziet er niet uit. De muren zijn nicotinebruin en alles is vet. De week die ik had om in te pakken en nog een wandje te behangen, wordt gevuld met schoonmaken, witten, schrobben, ontvetten, ontnicotine-en ontgelen en zo meer. Elke dag zijn er lieve vrienden in de weer en ik ben dankbaar en probeer vooral te overleven. Maar zo gauw iemand iets aardigs zegt, komen de tranen. 

Ondertussen zijn we al weer twee weken verder. Het begint langzaam te wennen, maar uiteraard voor mijn gevoel niet snel genoeg. Dan bedenk ik me vandaag dat ik de brievenbus in het oude huis nog even moet legen. Daar merk ik dat het huis leeg is, leeg niet alleen in de zin van meubels maar leeg omdat ik besef dat ik er niet meer woon. Het tegendeel is de brievenbus. Die is vol, overvol. Vooral met folders en nutteloze informatie want de lieve kerstkaarten en welkom in het huis kaarten liggen elke dag in de nieuwe brievenbus. Ik doe de deur op slot en draai het slot tegen mijn gewoonte in nog een keer rond. Dan stap ik in de auto en rij naar huis.

 

zaterdag 22 december 2012

Het heen en weer

Het is nog licht als ik vertrek maar dat is anders als ik weer thuis kom. De kilometerteller staat ineens veel hoger en de benzinemeter geeft duidelijk lager aan. Verder dan “ons dorp” ben ik niet gekomen. Niet eens even er uit, niet eens even over de grens.

“Ik wil zo’n bordje taxi” opper ik nog als ik voor de derde keer in stap en start. “Dat is een heel gedoe hoor mam” wordt me fijntjes verteld. “Dan moet je ook vergunningen en zo en een rittenteller.” Dat laatste lijkt me wel wat en dat deel ik ook mee. Hij kijkt me schuldig aan. “Sorry”  zegt hij. “Nee joh” zeg ik “jij kunt er niks aan doen” maar helemaal blij komt het er toch niet uit.
Het is zo’n dag dat ik het niet eens echt druk heb. Alleen even in avond de kinderen wegbrengen. Rond drie uur begin ik te vertellen dat ik echt om half vier vertrek. Dochterlief moet mee en voor die eens klaar is. Daarbij is het kerstviering op school dus moet er getut worden. Kersteten moet er meegenomen worden en ook een bord, bestek, beker en een kerstservet. Behendig prop ik alles in een tas en check of ik zelf alle papieren heb voor de afspraak die eerst even moet. Dan rijden we naar het centrum. Mijn afspraak is zo geregeld en we lopen nog even de boekwinkel binnen. Ik ben verslaafd aan boekwinkels. Uren kan ik daar blijven. Het liefst een dag en dan nog liever in zo’n oud boekenwinkeltje ergens in een godverlaten dorp. Misschien moet ik eens een boekenreis maken. Van boekwinkel naar boekwinkel reizen en me helemaal te barsten lezen. Vandaag kan dat niet. Vandaag stopt het boekengevoel bij een te dik uitgevallen tijdschrift met een dikke kaft. Bijna een boek zeg maar. Het verschil is tegenwoordig maar klein. Want een bundel korte verhalen heet tegenwoordig ook een boek. Dat is mooi voor mij want de kans dat ik een boek ga uitbrengen is hiermee vergroot.

Eenmaal terug in de auto besluiten we rechtstreeks door te gaan naar school. Terug naar huis heeft geen enkele zin. Ik verheug me al op samen het blad doorkijken in de auto om de tijd te doden maar zover zal het niet komen. Als we amper de parkeerplaats opgedraaid zijn, zie ik dat zoonlief me maar liefst zeven keer gebeld heeft. Opnemen als ik terugbel doet hij uiteraard niet. Dat is niet cool, dat hoort niet. Toch is de nood hoog want even later belt hij nog een keer. Of zijn zus misschien zijn fietssleutel nog heeft. Nou ja niet zijn fietssleutel maar de mijne. Zijn fiets is namelijk gesneuveld en als moeder lever je dan braaf je fiets in. Ik geloof niet dat ik die nog ooit terug ga zien en dan in elk geval niet heel. De dame naast mij in de auto kijkt ineens heel schuldig en dus weet ik gelijk dat de sleutel nog in haar zakken zit. “En nu?” vraag ik nog naïef. Hij legt me uit dat hij de fiets van zijn broer mee heeft maar die is stuk en dus komt hij niet echt vooruit en om vijf uur moet hij werken. Snel besluit ik dochterlief bij haar meester neer te zetten en binnen een paar minuten rij ik al weer huiswaarts zoonlief op te halen en te brengen. Onderweg vraag ik me af wanneer ik moet koken en eten. Gezien de nog in huis verkerende zoon zijn telefoon niet opneemt, besluit ik het maar te nemen zoals het gaat. Ik zet de oudste af en draai weer om.
Zo’n vijfendertig minuten later zit ik alweer in de auto en haal hem van zijn werk, drop de andere bij sport en haal dochterlief weer op. Er is gekookt en gegeten. Thuis warm ik nog wat op voor de harde werker en was de rest van de vaat af. Koffie hoef ik niet te zetten want aan opdrinken kom ik toch niet toe.
Dan stap ik maar weer in en haal het laatste kind op bij sport om hem weer veilig naar huis te brengen. Inmiddels ben ik vijf uur verder. Verder dan “ons dorp” ben ik niet gekomen. Niet eens heel even over de grens.

vrijdag 21 december 2012

Donkere dagen voor kerst

Ze zit aan tafel met een breiwerkje. Alleen aan tafel. Vorig jaar zat hij nog tegenover haar. Maar hij is een paar maanden geleden overleden. Ze mist hem. Elke dag. Maar deze dagen nog maar dan anders.

De kerstboom heeft ze wel opgezet. Maar lol had ze er niet in. Ze miste het gemopper van hem over de lichtjes. Nu deed ze de lichtjes zelf in de boom en ook de ballen, de pegels en de engeltjes. Bij elk engeltje moest ze aan hem denken. Elk jaar kocht hij een nieuw engeltje voor haar. Hoe dat ooit begonnen was wist ze niet meer. Als vanzelf was het een traditie geworden. De avond voor kerst als ze terugkwamen van de nachtmis gaf hij haar een zoen en een klein pakketje met daarin een engeltje. Omdat je mijn engeltje bent zei hij dan. Nu pinkt ze haar tranen weg. Het is bijna kerstavond.
Zo’n honderd kilometer verderop zit een man. Hij houdt niet van kerst. Al jaren niet meer. Vorig jaar was kerst verschrikkelijk maar toen was hij nog niet alleen. Tenminste niet echt. Diep in zijn hart misschien wel. Hij had iets gedaan wat niet kon. Wat men afkeurt. Maar dingen doe je niet zomaar. Hij was niet gelukkig, het leven bracht niet wat hij zo vurig wenste en eigenlijk moest er iets gebeuren. Maar hij worstelde met zijn geweten, zijn verlangen, zijn eigen ik. De wens bleef.  En even leek het nieuwe jaar het hem te brengen. Maar nu is het weer bijna kerst. Er lijkt een leven voorbij te zijn gegaan in dat jaar. Opnieuw is hij alleen. Nu echt alleen, hij heeft veel verloren. Maar misschien wel niet zo alleen als een jaar geleden.
Heel veel kilometers verder loopt een meisje met een baby in haar armen. Aan haar hand loopt een klein jongetje. Er is geen kerst. Geen kerstgevoel. Er is oorlog en de vader van haar kinderen is weg. Ze weet niet eens of hij nog leeft. Eten heeft ze nauwelijks. Het jongetje knijpt zijn kleine handje nog vaster in die van haar. Hij is haar houvast. Zijn grote ogen kijken bang de wereld in maar als hij haar aankijkt lacht hij vol vertrouwen. Uit haar zakken pakt ze een soort van koek en geeft het hem. Ze weet niet wanneer ze weer eten zal hebben maar ze houdt van hem. Hij en de baby zijn alles wat ze nog heeft.
Oorlog stopt niet met kerst. Honger, pijn en verdriet ook niet. Ze zijn hooguit nog schrijnender rond deze dagen. De winkels glitteren en glimmen van geluk. Zoveel geluk dat je er bang voor wordt. De posters in bushokjes stralen ook al zo net als de reclames op tv. Ze laten je bijna geloven dat je geluk kunt kopen. Dat alles goed en fijn is in december. Maar het aantal vermissingen en zelfmoord is het hoogst in december. De donkere dagen laten ze de mensen die verloren hebben, hun verlies nog harder voelen. Velen zitten alleen. De december maand is de maand van familiegeluk maar wat als je dat niet hebt?

De vrouw gaat naar haar zoon de eerste kerstdag en de tweede dag naar haar dochter. Maar het gemis blijft en niemand weet hoe ze op ziet tegen kerstavond. De eerste avond zonder een nieuw engeltje. De man gaat naar zijn familie maar kijkt waarschijnlijk vaak op zijn telefoon naar de foto naar zijn engeltje dat altijd bij hem is. En het meisje…. Het meisje weet niet van kerst maar drukt haar engeltjes dicht tegen zich aan en slaat haar ogen naar de hemel en bid dat er morgen weer eten is.

donderdag 20 december 2012

Trouwen

“Als we in 2020 nog alleen zijn, wil je dan met me trouwen?” vraagt hij ineens. Tweeduizendtwintig, dat is nog 7 jaar. Ik reken uit hoe oud ik dan ben en zeg het hardop. Hij telt er nog eens een paar jaar bij op en kijkt me breed glimlachend aan. “Dus……  wil je dan met me trouwen?” herhaalt hij nog een keer. “Ja” zeg ik plechtig. “Mooi dat is dan afgesproken” antwoord hij.

We zitten op de bank met een glas rode wijn. Nou ja, we liggen meer. Onze schoenen zijn uitgegooid en er prijken grote zachte kussens in mijn rug. Heerlijk onderuit. Ik op de ene bank, hij op de andere. Eigenlijk was ik moe maar op de terugweg ben ik toch maar bij hem gestopt. Even niks, geen gezeur maar ook niet alleen zijn. Even gewoon gezellig kletsen en alle stress van me afzetten. We luisteren muziek en bespreken ons dagelijkse leven met elkaar. We praten over de kinderen, muziek, recepten, sport, werk. Maar ook over onze relaties. Hij is in korte tijd een van mijn beste vrienden geworden. De klik was er meteen. Vorige week stuurde hij een app “we hebben geen verkering, maar ik hou wel van je”. En zo is het precies.
Trouwen zullen we nooit. Dat weten we allebei. “Stofzuig je dan voor mij?” vraagt hij. Ik knik. “En dan moet je ook dweilen….. “ Ik lach en zeg “als jij dan de vuilnisbakken buiten zet”.
De volgende dag lig ik nog in bed en als ik me afvraag hoe ik de nieuwe gordijnen op ga hangen. Ik app hem en vraag: “Wil jij mijn gordijnen ophangen? Dan repareer ik jouw truien”. We hebben een deal. Een paar uur later staat hij behendig in mijn plafond te boren. Samenwerken kunnen we wel. Dat wil zeggen, ik geef braaf aan wat hij me vraagt en loop vooral niet in de weg. Het gaat zo vlekkeloos dat hij opmerkt dat het lijkt alsof we al getrouwd zijn. “Mooi niet” zeg ik “eerst nog verkering. Enne het is nog lang geen 2020.
Dan denk ik aan mijn vriendin. “Even he, heeeel even was ik gelukkig” zei ze toen ze binnen kwam “heel even was ik echt gelukkig”. Ik concludeer dat haar relatie over is en zit gelijk midden in de roos. “Waarom is het toch zo verrekte moeilijk?” vraagt ze me. Ik haal mijn schouders op. “Geen idee” antwoord ik en ik weet het ook werkelijk niet. Het schijnt bij steeds minder mensen vlekkeloos te lopen, zo’n 2e of 3e relatie. “Ik dacht echt dat dit een kans zou hebben” ze kijkt voor zich uit. Ik denk aan vorige week toen ik een andere vriendin ging ophalen. “Sorry hoor” zei die terwijl ze naar haar telefoon greep. “Ik doe vandaag aan relatietherapie” lachte ze terwijl ze een bericht intypte. Aan het einde van de middag melde ze dat ze weer bij elkaar waren maar haar gezicht sprak boekdelen. “Voor hoelang…. ?”  was de vraag. Een zakenrelatie van me deed een week daarvoor precies hetzelfde. Een vriend van haar zat midden in een scheiding. Maar dat kwam niet meer goed. “Liefde is als dominostenen” zette mijn zoon op twitter. Je valt op iemand en die valt dan weer op een ander. Ik moest er wel om lachen maar er zeker een kern van waarheid in.  
Gisteren las ik ergens op een dag van mijn 365 dagen flow kalender “Op een dag loopt er iemand je leven in en dan realiseer je je waarom het met iemand anders nooit gewerkt heeft”. Ik vertel de stelling aan mijn vriendin.  Ze lacht. “Zou het?  Zegt ze en kijkt nadenkend. Ik haal mijn schouders op. Dan begint ze te giechelen.  “Ik zie het al helemaal voor me” zegt ze. Op een dag komt de ware mijn leven binnenlopen en zegt: “Zat je al lang te wachten”. “Nee hoor, pas een jaar of 10!”.

 

woensdag 19 december 2012

Slow writing

“Je hebt niets laten horen” zegt ze tegen hem. Ik zie hem kijken. Zijn ogen lijken “hoezo, moet dat dan?” te zeggen. “Maar je was wel online” zegt ze nog. Ze zitten in de trein. Geërgerd draait hij zich van haar af en pakt zijn telefoon. Haar stemming wordt er niet beter op en de zijne ook niet.

Ooit zat ik in de trein met een nichtje. Ik was een jaar of 15 misschien 16. Schuin tegenover me zat een lange slanke knappe jongen met donker haar. Hij lachte naar mij. Verlegen lachte ik terug. Hij vroeg waar we heen gingen. Onze reis ging naar Middelburg. Een station voor ons stapte hij uit maar wel met mijn adres op zak. Een week later kreeg ik de meest fantastische brief van hem. Prachtig was dat. Een week lang dacht ik aan hem en voelde me vereerd. Nu worden er in de trein 06 nummers uitgewisseld en gaan we per sms door het leven. En als je een berichtje stuurt wil je er graag direct een terug. Met What’s app is het nog een stapje erger. Dan zie je zelfs of de ander ondertussen al online is geweest en jouw bericht gelezen heeft. De twijfel slaat toe als er dan geen bericht terug komt. Want waarom niet?
De druk is groot. En elke dag wordt de druk groter. Nog meer manieren om elkaar te volgen. Nog meer manieren om te zien wat een ander doet en hoe een ander het heeft en met wie hij contact heeft. Afspreken hoeft niet meer. Foto’s zetten we online. We houden een schijnwereld hoog. Gesprekken, echte gesprekken voeren we niet meer. En we zijn vooral met de schone schijn bezig. We moeten voldoen aan de standaard. Ook in het zakenleven is de druk hoog. Vroeg je lang geleden een offerte op, dan duurde het even voor je die ook daadwerkelijk in huis had. Ook de verkoper had na het verzenden nog even de tijd en kon door met andere werkzaamheden. Nu verwacht je na je telefoontje binnen een half uur de offerte in je e-mailbox en weet de verkoper dat de deal verloren is als de getekende opdracht niet linearecta retour komt. De wereld is snel, zoveel sneller dan een paar jaar geleden. Alles moet snel, sneller. De druk wordt opgevoerd. Presteren moet je, en snel een beetje.
Als ik thuis kom ligt er een kaartje in de bus. Een kaartje met een hartje er op. Ze weet dat ik gek ben op hartjes en heeft deze kaart zorgvuldig voor mij uitgezocht. Zo ook met mijn verjaardag en een paar dagen nadat ik de sleutel kreeg. Ik ben gek op kaartjes. En haar kaartje tovert een lach op mijn gezicht. “Wat lief” denk ik. En even voel ik me heel speciaal. Niet voor niets melde ik mij aan bij Postcrossing en nu ontvang ik kaartjes van allerhande plaatsen op de wereld. Kleine cadeautjes  zijn dat. Zo ook dit kaartje van haar.
Romantisch verlang ik terug naar de brieven. Met de hand geschreven brieven met echt gevoel. Ik neem me voor een paar mensen te selecteren en in de kerstvakantie een handgeschreven brief te schrijven. Gewoon om het gevoel van het schrijven en het gevoel van het krijgen. De ander laten weten dat ze speciaal zijn voor je. Dan kijk ik naar de kerstkaart met het hartje. Ik moet ook nog kerstkaarten schrijven. Vroeger schreef ik veel kaarten maar met de jaren is het kaarten schrijven verloren geraakt. Ik pak de doos met kerstkaarten en selecteer alvast de mooiste en leg ze op een stapel op de hoek van de tafel. Morgen ga ik ze schrijven. Niet omdat het moet maar omdat ik een handje vol mensen wil laten weten dat ik om ze geef. Echt om ze geef.
En dan neem ik een besluit. Vandaag voer ik een nieuwe trend in. Niet het “slow cooking” maar “slow writing”. Niet een snelle e-mail maar echte brieven. Morgen koop ik met zorg mooie postzegels en voor kerst geef ik mezelf mooi briefpapier cadeau. En stiekem hoop ik dat ik ook een brief terug krijg. Nog mooier zou zijn als ik een trend kan zetten. Dat we naast de e-mails, smsjes, appjes en andere snelle communicatie weer de tijd nemen om af en toe eens te gaan zitten en elkaar een brief of kaart te schrijven. Dat de jeugd over een paar jaar weer liefdesbrieven schrijft. En dat ouderen die niet bij elkaar om de hoek wonen elkaar op de hoogte houden van het dagelijkse leven per brief. Niet omdat het moet maar gewoon omdat het zo leuk is.  

 

 

dinsdag 18 december 2012

De psycholoog

Als ik door het raam kijk, zie ik haar met een wit papieren zakdoekje haar tranen wegvegen. Ze kijkt wazig voor zich uit. Niet eens naar de man tegenover haar maar starend, dromerig naar de muur erachter. Je ziet de gedachten door haar hoofd gaan. Niet gestructureerd maar alles door elkaar. Eén grote brei is het en ze kan het niet meer ordenen. Het is op. Ze is moe gestreden. Er zijn enkel nog haar tranen. Het is maar een enkele blik die ik per ongeluk mee krijg tussen de opengevallen lamellen. Maar die ene blik is genoeg.

Eens zat ik ook tegenover een psycholoog. Geen man maar een vrouw. Ze vroeg me waarvoor ik kwam en zo goed als het kon vertelde ik mijn verhaal. Af en toe vroeg ze wat of zei wat. Maar het voegde weinig toe. Dat wat ze zei wist ik al lang. Maar toch moest ik het van haar horen. Dat zij me vertelde dat ik het goed deed. Gewoon even horen dat het goed is wat ik doe. En niet dat niemand me dat verteld maar ik moest het van haar horen. Ik snakte er naar het te horen. “Je trekt het aan he” zei ze. Ik keek haar vragend aan. Even wilde ik het weerleggen. Hem verdedigen. Ze zei nog net niet “je valt op de verkeerde mannen”, maar ze bedoelde het wel. Zo’n ontzettend verkeerde uitspraak. “Foute mannen”. Wat nou foutverkeerd. Misschien de combinatie niet of misschien wel de “verkeerde of foute vrouw”. Maar gelukkig zei ze het niet. Daardoor bleef het hangen. Het hing stil in de lucht.  En ik? Ik was stil. Ik wist het even niet.
Nog veel langer geleden, ooit in een ander leven zo lijkt het, zat ik tegen over iemand die me vertelde dat ik niet aan de eisen hoefde te voldoen. Dat leek onmogelijk. Al mijn hele leven voldeed ik aan de eisen. Ik was zelfs een rustige puber. Ik kon me altijd inleven in de ander en ik wilde vooral tegemoet komen. Voldoen aan de eisen die ze aan mij stelden. Toen ik de deur uitliep kreeg ik een opdracht. Te laat komen. Ik heb er een week over gedaan. En heel wat getwijfeld maar op de dag suprême kwam ik keurig te laat. Niet heel erg veel maar wel te laat. Maar de opdracht kon ik niet volbrengen. Want als me gezegd zou worden dat ik te laat was moest ik antwoorden: “Ik ben er toch”. Maar niemand vroeg me wat. Het maakte niet eens uit. Zoveel twijfel, zoveel moeite en niemand had het door.
Eerlijk gezegd heb ik liever andere “eerstelijns hulp gesprekken” zoals de gesprekken met mijn vriendin. Lekker ongezouten haar mening horen. De vragen waardoor ik nadenk. En iemand die me kent. Die me snapt. Die ook midden in het leven staat. Die weet wat het is. Die na een “sessie” bedankt zegt. Omdat haar vragen aan mij haar zelf aan het nadenken zetten. Of de gesprekken met een vriend die hard kan zeggen wat hij denkt. Hij mag dat. Van een ander pik ik dat niet maar van hem wel. Hij is geen haar beter dan ik. Misschien nog wel wat erger. Of een avond doorzakken en de volgende dag de consequenties dan maar nemen.
Dan denk ik aan de vrouw daar in die kamer. Zou het beter met haar gaan na het gesprek. Kan hij haar helpen? Is het haar jeugd, haar verleden? Wat maakt haar zo verdrietig. Maakt ze zich zorgen en zijn die zorgen om zich zelf of om geliefden? Heeft ze een moeilijke relatie, is haar man gestorven of is haar kind ongelukkig. Ondanks haar verdriet is ze mooi. Ze ziet er breekbaar en toch sterk uit. Zou ze terug gaan? Of zou ze haar rug weer rechten en zoals altijd weer de sterke vrouw zijn. Dat doen wat iedereen verwacht. Zou ze haar verdriet nu echt verwerken of weer gaan wegstoppen. Haar tranen laten opdrogen en het verdriet proberen weg te vegen. Wegvegen, droogdeppen met het witte papieren zakdoekje.

iPhone5

Met een ruk draait hij zich om. “Is dat echt? Heb jij een iPhone5?” vraagt hij. Ik knik. Even kijkt hij mijn zoon aan en dan zegt hij: “En ligt die gewoon in de vensterbank?” Ik lach en zeg ja. Zijn ogen rollen bijna uit zijn hoofd.

Zonder telefoon besta je niet. Je hoort een telefoon te hebben en eigenlijk hoor je een iPhone te hebben. Dan hoor je erbij. Zit je in een café dan zie je iedereen met de telefoon in de hand. Praten doe je niet, je kunt sms’en of appen. Loop je in de supermarkt dan is het vrij bijzonder als je mensen kunt aanspreken. Geluid is er genoeg zo om je heen, iedereen is in gesprek. Met een hand duw je het karretje en met de andere druk je de telefoon tegen je oor. Of je loopt standaard met oortjes in. En de jeugd is zo mogelijk nog erger. Op school zie je kinderen van amper 6 of 7 jaar al met een telefoon. Op de middelbare hoor je er niet bij als je als geen Blackberry, iPhone of andere coole smartphone hebt.  
Zonder telefoon ben je een nerd.  Zo erg ben ik niet. Ik heb niet eens een oude Nokia. Nee ik heb een Windows Phone. Dat leek toen een goede keuze maar ik liep ineens zo vooruit dat ik overal buiten viel. Leuke apps waren er genoeg maar niet voor de Windows Phone. Gebruikte iedereen al What’s App, moest ik daar nog driekwart jaar op wachten. En niemand kon me helpen als ik iets niet snapte. De wereld had iPhone of Android. En ik liep niet in de pas. Ik hoorde er niet bij. Nu vind ik dat niet zo erg maar dat gedoe met mijn telefoon kwam me af en toe mijn oren uit. Ondertussen ben ik gewend. En dat is het precies. Eindelijk ben ik gewend en nu krijg ik een iPhone. En nu ben ik te druk. Ik  moet van alles, mijn weken en mijn hoofd zijn te vol en ik wil niet nadenken over gewoon “even bellen”. Ik wil gewoon de telefoon kunnen pakken en kunnen bellen. Ik wil mijn e-mail gewoon binnen krijgen. En ik wil er vooral niet over na hoeven denken. Niet in deze weken. Niet nu. En dus ligt mijn nieuwe iPhone geduldig te wachten in de vensterbank.
Vanaf dat moment beland ik in een wereld vol onbegrip. Het schijnt niet toegestaan te zijn dat je een iPhone hebt en die niet gebruikt. Het schijnt zelfs raar te zijn dat je niet helemaal gek wordt omdat je dan eindelijk die iPhone hebt. Eens dacht ik nog dat ik er niet aan mee zou gaan doen. Maar ja toen belde de provider en ben ik gezwicht. Niet om de iPhone maar wel om de aanbieding. Negen maanden lang onbeperkt bellen en sms’en voor 25 euro per maand. En omdat ik voor mijn werk nogal wat moet bellen, is dat dus een mooie kostenbesparing. En bij die kostenbesparing kreeg ik dus die iPhone5 gratis. Dus voor het geval dat, doe mij die telefoon er maar gewoon bij. Helemaal weggelegd voor mij was het niet. Had ik de iPhone binnen, bleek de simmkaart niet te passen. En toen ik die eenmaal binnen had zat ik zo in de hectiek dat mijn enthousiasme al weer gezakt was. Dus lag de voor velen felbegeerde iPhone5 bij mij gewoon in de vensterbank.
Een paar dagen geleden was dan eindelijk de dag. Waarom? Nou eerlijk gezegd omdat er op de iPhone een grappig spelletje zat. En omdat mijn zoon zo graag mijn telefoon wil hebben. En omdat een vriend van me de druk maar opvoerde dat ik dan de iPhone beter aan de kinderen kon geven. En omdat ik niet zeker wist of ik daar dan weer spijt van zou krijgen. En vooral omdat ik mezelf een muts vind dat ik het niet gewoon uitprobeer. Dus trok ik de stoute schoenen aan en ging aan de slag. En ja hoor, het werkte. De e-mail deed het. Zelfs overzichtelijk alle e-mailadressen bij elkaar. Wat een luxe. What’s app werkt nog mooier dan op mijn oude telefoon. En de prachtigste apps heb ik inmiddels. Zo kan ik zien waar welke sterren er aan de hemel staan. Als ik muziek hoor kan ik kijken welk nummer het is. Zelfs 50 tinten grijs heb ik gewoon op mijn telefoon staan. Alleen bellen…… nee dat niet. Bellen kan ik niet met de iPhone. Dacht ik toch even dat ze daarvoor dat ding uitgevonden hadden.
“Binnen 2 uur zal de code geactiveerd zijn” zegt de mevrouw van KPN. Voor niets zocht ik alle dozen af naar de activeringscode die er volgens anderen echt bijgezeten moest hebben. “Nee hoor, je moet gewoon even bellen of via internet activeren” zegt de KPN mevrouw. Vanavond is het dus zover… en werkt mijn iPhone. Inmiddels ben ik al een beetje gewend maar mis ik ook de leuke foto’s op de voorgrond van mijn WindowsPhone. Vanavond is het  zover en hoor ik officieel bij de eenheidsworst; de grijze komozakken; de gemiddelde Nederlander; de volgers; de mensen zonder identiteit. Vanavond ben ik een iPhone-gebruiker.

 

zondag 16 december 2012

Ziek of ziek?


Mijn hoofd bonkt en mijn lijf doet zeer. En ik ben moe. Man wat ben ik moe. “Iedereen is ziek”, zei gisteren iemand tegen me. Ziek? Ach wat is ziek? Als ik het berichtje lees over de school in Newtown denk ik “dat is pas ziek”.
Eergisteren hield ik het nog op een avond te lang doorzakken na een geweldig concert. Zo’n avond die je eigenlijk niet wil laten eindigen en dus nog maar een glas besteld. Zo’n avond die je in een klein doosje wil doen en voor altijd bewaren. Maar toen kwam de ochtend. De ochtend na een geweldige avond is altijd minder. Minder omdat je moe bent, minder omdat je hoofdpijn hebt, minder omdat je weer afscheid moet nemen, maar vooral minder omdat je weet dat het voorbij is. Die avond is nu een herinnering.
Ik duik mijn bed in en besluit er vooral voorlopig niet uit te komen. Vandaag mag het. Vandaag kan ik wel een dagje ziek zijn. Ik ben alleen thuis en dus mag ik wel ziek zijn. Geen verantwoordelijkheid, niemand waarvoor ik moet zorgen. Dus mag ik vandaag wel een dagje ziek zijn. Niet als ik er lang over nadenk want er is nog altijd het lijstje met dingen die nog gedaan moeten. Voor heel even schuif ik het lijstje opzij en kruip ik diep onder de wol en slaap. Maar al gauw draai ik alleen maar en gaan mijn gedachten weer alle kanten op…. Charmant snuit ik mijn neus in een stuk papier van de enorme rol op mijn nachtkastje en voel me ellendig. De warme douche brengt wat verlichting in mijn hoofd net als de paracetamol.
Dan lees ik de nieuwsberichten en stuit weer op de berichtjes over de schutter. “Wat bezielt mensen om zoiets te doen” denk ik. En met mij, zo te lezen, de rest van de wereld. Iedereen heeft er een mening over. Horen we het nu alleen meer of was het er altijd al? Vergroten we nu alles nog eens extra uit? Of was het vroeger echt beter? We willen zo graag met zijn allen de wereld verbeteren maar ondertussen doen we elkaar allemaal pijn. We verwachten achterlijk veel van ons zelf en van anderen. Alles moet perfect. Je moet en moet en moet. Iedereen is moe. Steeds meer mensen lijken niet gelukkig. En het wordt alsmaar sneller en sneller. Had de schutter daar ook last van? Kon hij het niet meer aan? Was hij boos? Boos op zijn vader en moeder? Of boos op zich zelf? Was hij jaloers? Jaloers op al die kinderen die nog zoveel toekomst hadden. Of wist hij het gewoon niet meer? Was het een schreeuw om aandacht. In elk geval was hij ziek. Ziek in zijn hoofd, maar waardoor?
Kunnen we het nog wel? Gewoon van elkaar houden? Elkaar wat gunnen? Blij zijn voor een ander? Vorig jaar hoorde ik over een prachtig initiatief. Gewoon om eens belangeloos iets voor een ander te doen. Dit jaar hoorde ik hoe de een de ander het licht niet in de ogen gunde en het prachtige initiatief een strijd van mensen onderling geworden was. Ineens ging het niet meer over het initiatief zelf en het zo maar simpel even een ander gelukkig maken, maar over wie de credits zou ontvangen. Boze berichten gingen over internet. Is dat dan waar het om gaat? Moeten mensen elkaar zoveel pijn doen. Oordelen op één dag of één daad? Kunnen we het nog wel, elkaar vergeven. En vooral onszelf vergeven. Hebben we er enig idee van als we de ander zoveel pijn doen? En kunnen we het dan nog echt goed maken en hoe?
Ooit was de schutter in Newton een baby in een wieg. Nog vol van liefde voor zijn vader en zijn moeder. Waar ging het fout? Wat is er in die jaren gebeurd. Wie heeft hem zoveel pijn gedaan dat hij zo kon eindigen? Was het in zijn babytijd? De klap van de scheiding van zijn ouders? Verkeerde vrienden? Werd hij gepest of was het genetisch bepaald? Maar vooral de vraag heeft niemand het zien aankomen. Zag niemand dan zijn verdriet? Of raasden we allemaal voorbij. Op zoek naar ons zelf. Rennend om maar aan alle verplichtingen te voldoen. Kunnen we het nog wel zien? Willen we het wel zien?
Mijn hoofd bonkt en mijn lijf doet zeer. Ik snotter rustig door. Het heerst. Ik hoop dat het snel over gaat. Maar nog meer hoop ik dat de puinhoop die we elkaar aandoen over gaat. Dat dat niet blijft heersen. Dat de wereld tot rust kan komen. Dat we weer oog hebben voor elkaar en dat we met een kopje soep en een dag goed slapen wat meer wonderen kunnen doen.

zaterdag 15 december 2012

Vlucht

Weg van ’t verleden
Ging je op de vlucht
Dook je in mijn armen
Leek je zo opgelucht

Weg van ’t verleden
Kwam ’t verleden toch terug
Keek je in de spiegel
Wist je ’t ging te vlug

Terug in ’t heden
Zie je de toekomst nog niet
Verwerk je stap voor stap
De pijn en het verdriet

Maar op een mooie ochtend
Zal de toekomst voor je staan
En kun je weer
Met je leven verder gaan

donderdag 13 december 2012

De droom


“Wat is jouw droom? “ vraagt de stem van de radio. We zitten in de auto en de jongens hebben direct de wildste dromen. De dromen kun je insturen en een aantal zullen in vervulling gaan. De één wil wel de helft van de aandelen van Apple, de ander vertelt hem fijntjes dat dat misschien iets te hoog gegrepen is en dat één procent ook leuk is. Diverse dromen passeren de revue. En ik?  Ik droom weg. Droom weg in mijn droom.
Als we thuis zijn verdwijnt het even uit mijn hoofd. Er moet van alles. Eten gekookt, zoonlief weg gebracht naar sport en ook het huis is nog elke dag wel een uitdaging. Maar als ik in de avond op de bank zit, komt de actie weer terug in mijn hoofd. Zoals elk mens heb ik genoeg wensen. Grote en kleine wensen. Wensen die ooit nog eens vervuld kunnen worden en wensen om voor altijd van te dromen. Wensen die ik zelf kan vervullen en wensen waar ik eigenlijk de moed niet voor heb. Primair is mijn wens natuurlijk dat mijn kinderen gelukkig en gezond zijn. Maar dat is een wens die niemand mij kan garanderen. Waar ik als moeder mijn best voor kan doen en een aandeel in heb. Maar waarvan de rest toch het lot is en later zal blijken of het ons gegeven is. Dan heb ik nog een wens om ooit parachute te springen. Waarom? Omdat ik vreselijke hoogtevrees heb en daardoor altijd overal vanaf zou willen springen. Niet van ellende omdat ik het niet meer zie zitten maar om te weten of dat kan. Vroeger wilde ik al vanaf mijn balkon dat aan mijn kamer grensde op de coniferenhaag in de tuin springen. En ook als ik bij de zwemlessen van de kinderen op de tribune boven zat, vroeg ik me af of je van daar in het water zou kunnen springen.

Dan heb ik een droom om aan zee te willen wonen. En dat kan natuurlijk gewoon als je de moed maar hebt. Ooit, ooit ga ik dat nog doen. Tenminste dat hou ik mezelf voor. Want wensen en dromen moet je hebben. Zonder dromen kun je niet leven. Dat is alsof alles klaar is en er niets meer te leven is. Dat kan niet, dan leef je niet meer. Tenminste niet echt. Dus heb ik dromen. Net als de droom dat ik later gelukkig oud kan worden met een lieve man aan mijn zijde die zielsveel van mij houdt. Dat ik gezegend wordt met kleinkinderen (in een droom mag dat) die mij de liefste oma van de wereld vinden. En dat “opa” me dan nog steeds aantrekkelijk vindt. Dromen heb je nodig. Nodig om vooruit te kunnen blijven kijken, om door te gaan met je leven. Maar er zijn dromen en dromen.
Dan besluit ik het gewoon te doen. Ik doe het. Ik ga het gewoon doen. Ik zoek de site op en type mijn droom in. Even staat ik naar het scherm. Ja dat is het, dat is mijn droom. Eigenlijk al heel lang maar de laatste tijd wel heel  erg hevig. Daar verlang ik naar. Als dat toch eens waar zou kunnen zijn. De droom die ik voor een deel zelf waar kan maken maar waarvoor ik toch echt wel een lot in de loterij nodig heb. Of de mededeling dat ik ergens een hele rijke suikeroom had met mij in zijn testament. Dat laatste laat ik maar gelijk varen. Niks suikeroom, niet eens een oom meer. Mijn vader spaarde geen treintjes dus ook daarop hoef ik niet te hopen. Iemand in het hierboven heeft beslist dat ik het echt zelf moet doen. Van A tot Z. Ik lees mijn droom nog een keer door. Gek om het zomaar te zien staan. Daarna vul ik een klein lijstje in met namen waarvan ik later besef dat zij degene zijn die mede mijn lot in handen houden. Want als je droom uitgekozen wordt, wordt je naam genoemd op de radio en heb je een half uur om te bellen. Laat ik nou net een lijstje hebben die waarschijnlijk op de meeste tijdstippen niet eens de radio aan hebben staan.

“He mam, je hebt het gedaan he” roept de oudste als hij uit school komt. Ik kijk hem even vragend aan. “Je droom….” Ik knik. “Ja ik heb het gedaan” denk ik dan….. en ik ga geloof ik 24 uur per dag radio luisteren. Zou het mogen… Zou het kunnen ….. zou zou zou 2013 beginnen als een droom. Zou het waar kunnen worden, mijn droom. Een jaar lang schrijven. Gewoon hele dagen mogen schrijven zonder me zorgen te maken over inkomsten. Een jaar lang de kans om mijn hart te volgen te schrijven en het waar te maken………. Of blijft het voor altijd een droom?

woensdag 12 december 2012

't Huis

Het huis is nog leeg
Niet met spullen, nee dat niet
Maar wel qua “ons verhaal”
Want dat is er nog niet

Het huis is ook zo vol
Vol met spullen en met dozen
En met een ander verleden
Dat ik zo graag wil lozen
 
Er hangt hier nog van alles
Maar met elke doos die ik leeg
Is het alsof ik iets van dat verleden
de kamer uitveeg

Het huis moet nog wennen
Past nog niet helemaal
Maar met elke dag
Komt er een zin bij in “ons verhaal”

Het huis is nog maar een huis
Ik mis in het woord nog de “t”
Dus steek ik de haard, wierook en een kaarsje aan
En misschien valt het dan wel mee